Laten we even gaan zitten, hier aan de tafel. Laten we praten over tafels. Is het niet geweldig? Tafel!
Op een dag kwam iemand op het idee de kruiken en schalen en gebraden berenbouten niet op de grond te zetten maar op een verhoging. Eerst lag er een lang, plat stuk steen op vier brokken steen. Daarna vond iemand de houten tafel uit, die je kon verplaatsen. Weet je dat ze in de middeleeuwen uithollingen in het tafelhout maakten? Die dienden als eetbord. Men goot de pap erin of de soep en lepelde de holten leeg. De holten zijn weg, maar de tafel bleef. En hoe!
De tafel als middelpunt. Vroeger was dat zo, tot in de jaren veertig zeker! In veel kamers stond de tafel in het midden onder de centraal opgehangen lamp. Men zat er omheen, men at ook zo. Vaak hing er uit de lamp een snoer waaraan een soort houten ei met een wit knopje. Tijdens het diner ging de hand van de gastvrouw zo nu en dan naar het witte knopje. Ze drukte erop, ieieieieieie! Piepte het nasaal. Weldra verscheen om de hoek van de deur het gelaat van een meisje met een bonnet op:
“Mevrouw?”
“Breng de volgende gang maar binnen, Miepje.”
“Goed, mevrouw”, zei het dienstmeisje en deed wat de mevrouw vroeg. In de jaren vijftig schoven steeds meer mensen de tafel tegen de muur. Hoe kon dat, waarom? De gezinnen waren kleiner. En op de een of ander manier ontstond
er een verlangen naar de ruimte. Dat je je door de kamer bewegen kon. Er kwamen trouwens ook meer ronde eettafels. En men sprak niet meer van de eetkamer maar van de eethoek.
Soms verhuisde het eetgebeuren ook wel naar de grote keuken. We zijn nu aangeland bij de jaren zestig. De hoogtijdagen van de fondue.
“Wat deed u toen u hoorde dat Kennedy vermoord was?”
“Ik zat fondue bourguignon te eten.”
Eten! Wat de tafel betekend voor het eten.
“Komen jullie aan tafel?”
“Ter tafel, dames en heren!”
“We hebben formidabel getafeld.”
Alleen al het woord tafel roept zoveel op… Sneeuwwit damast, daarop het zorgvuldig geplaatste serviesgoed, het zilveren bestek, schalen met gegratineerde broccoli, zalm met blanke asperges, vin blanc.
“Wie steekt de kaarsen aan?” Of: eromheen hangen, grote potten thee; jij bier, jij koffie? Met vrienden en vriendinnen, de hele kosmos wordt besproken, boven de tafel hangt een bijna mystieke stemming van liefde, vriendschap en innigheid.
Twee kijken elkaar aan over de tafel, ze zijn verschrikkelijk verliefd geworden, nooit zullen ze deze tafel vergeten.
Of: iemand toont zijn verzameling, kostbare boeken liggen opengeslagen op tafel. Of foto’s, op tafel ligt een eeuw familiegeschiedenis. Dit is tante Julienne, die is honderd geworden. Ze rookte en dronk en heeft nooit aan sport gedaan.
Of: het is stil in huis. Pascale komt uit de tuin met bloemen, ze zoekt een vaas, vult die met water, zet de vaas op de tafel en schikt het boeket. Op de tafel staan alleen de bloemen, het is een heerlijk gezicht, waar is de kunstschilder die dit vastlegt?
Aan tafels is historie gemaakt. Wapenstilstanden zijn getekend door generaals met monocles, gedichten zijn aan tafel voorgelezen, belachelijke uitvindingen zijn aan tafel gedaan.
De tafel is onmisbaar.
*Bron: Mogen wij even bij u binnenkijken.